Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Lenteregen Ik luister dat 'k onthouden zal Uw rhytme, lenteregenval, En d' ondertoon van windespel, Die donkere violoncel, Die 't ruischlied met zijn ernst vermooit. Ik hoor hoe regen kralen strooit Op alle ruiten in cadans En op de daken tript haar dans En klokt in overvolle goot En lokt of zoet zij laving bood, Nu tikkeltokkelt fijn coquet, Als op spinet een menuet, Dan zilvrig schatert, dartel kind, Om 't somber grommen van den wind. Vorige Volgende