Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Lentegoud Nog mengt er zich geel in het prille groen, Wijl het dronk den wijn van de zonnezoen. En kinderen komen van 't bloemenland, Met gele narcissen, als vuur, in de hand. En knapen omslingerden hoed en borst Met het goud, dat als bloemen uit de aarde borst. En kransen omtooien het stuur van hun wiel, Of er goud van de zon uit den hemel viel. En ik loop in de zon, langs het blonde woud En ik vul er mijn oogen met zonnegoud. En ik vul er mijn oogen met bloemengeel, Dat ze ontvangen van lente hun eigen deel. En ik droom van mijn jeugd, toen ik dronken was Van de zon in den hemel, de bloemen in 't gras. Wil nu mild zijn, April! Geef de weldaad mij weer Van dien jubel om bloemen en lenteweêr. Zie mijn hart, hoe het koû lijdt en arm is en oud! En vul het met weelde van zonnegoud! Vorige Volgende