Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Bladerenschaduw Het hoofd gebogen, liep ik, zwaar van smart, In stil Aprilwoud, dor en winterzwart. Blauw blonk de hemel, doch mijn hart bleef zwaar. Zou 't nooit meer bloeien als een rozelaar? Daar zag ik, donker op het zonnig pad, De schaduw liggen van een bladerschat. Ik hief verrast mijn droef gebogen hoofd, Volbracht éen boom al wat April belooft? Neen, 't was een eik, die, héel den winter, vast Zijn bruinen tuil hield als een heilge last. O trouwe boom! gij zijt mijn hart gelijk, Vol doode blaadre' in 't blauwe lenterijk. Vorige Volgende