Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Wilgekatjes De wilgekatjes in de ranke vaas, Donzig en blond, in geel van kaarsenlicht, Zijn me een volkomen stil Aprilgedicht - Over welks schoonheid ik mij vroom verbaas. De schelle dag voor teedren schemer zwicht. De ruiten reeds zijn mat van melkig waas. De wind omzoeft mijn woon met zoet geblaas. Verinnigend, den voorhang schuif ik dicht. Terwijl, die vreugd door lang gemis ontwend, 'k Mij blij vermei in d' eersten lentegeur, Teekent de schaduw op de blanke deur, Waarheen opeens mijn aangezicht zich wendt, Dien slanken tuil met zwart en grijs voor kleur, Zuiver en teêr als een Japansche prent. Vorige Volgende