Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Angst voor de lente De dag bleef lichtloos - 'k Luisterde, urenlang, Naar regen-weenen en naar stormen-kermen. O liet een god, in eindelijk ontfermen, De blonde lente los uit haar gevang! Maar nu weer klokjes bloeien langs de bermen, In knoppend woud juicht de eerste merelzang, In de enge kamer vlucht ik, hijgend bang. Wie zal, wie zal voor lente mij beschermen? Toen 't grijze land in bleeken schemer lag, School ik bij 't vuur en weet mijn huivrend lijden Aan lenteliefde en ademloos verbeiden Van hemelblauw en gouden zonnelach. 'k Weet nu: nooit zal mij lente meer verblijden En 'k wensch mij weer den sombren winterdag. Vorige Volgende