Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Bevrozen ruit Kristallen woud van varens en lianen, Op maandoorzilverd vonklend ruiteglas - 'k Houd d'adem in, die, lentewarm, kon ras Uw starre pracht versmelten doen in tranen. Kristallen woud, mag ik, van lijdend ras, In reinheid rusten van uw tooverlanen, Om 't brooze wonder van uw ijsbloei wanen Dat droom van schoonheid levend leed genas? Maar 'k voel mijn bloed van koû des doods doordrongen En 'k haat dat pralend diamanten woud. Ik wou dat tranen mij uit de oogen sprongen En 't woud verwoestten, maar mijn hart is koud. O 't wordt mij bang - Ik wou dat vogels zongen, In 't roode vuur van morgenzonnegoud. Vorige Volgende