Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Sneeuwvlokken Kapellen blank, ontfladderd paradijzen, Dwarrelen duizelvlug, bij duizendtallen, Tot, vleugellam, tot vlokken zij zich ballen En, windgedreven, aarzlen en vergrijzen. Uit hemel rein op donker slijk gevallen, Zweven zij neer en rusten van hun reizen. Zij willen morgen weer ten hemel rijzen, Wanneer de zon vernevelt hun kristallen. Neen, morgen niet - Eerst moet door zwarte schreden Hun zuiverheid bezoedeld en vertreden Of wreed gekneed door harde knapehanden. Doch kan geen smart hun wezen héel vernielen. Eéns waait weer dooiwind over winterlanden En stijgt de wierook van bevrijde zielen. Vorige Volgende