Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Herfstheide Vol grijze dreiging hangt het zware zwerk Op 't rossigbruin van de uitgebloeide hei. Langs 't bleeke zandpad zeult een kar voorbij Een donker schonkig paard - Eén tengre berk Rijst rank op 't grauw met siddrend bladgesprei. En plechtig ruischt, 'lijk 't orgel in een kerk, De wind door 't woud van sparren lenig sterk En sombre beuken, 't heideveld terzij. 'k Vlij me in een kuil en dek mijn leden moe Met geurend blad en ros ruig heikruid toe En luister, oor en hart aan heideschoot. Nu waar 't wel zoet, terwijl ik d' aardgeur dronk, Zoo stil dit hart werd en hier zacht verzonk In 't lang verlangd mysterie van den dood. Vorige Volgende