Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Novemberwoud (III) Kristalblauw blinkt de hemel, fel en hard. De leege laan, die 'k aarzelend betreed, Waar storm al 't bronsloof van de takken reet, Dreigt met haar boomen star en wanhoopzwart. Een koude goudspeer treft mijn oogen wreed En dringt mij diep in 't liefdezoekend hart. De boomen lijken de armen van mijn smart, De zonnelach, een hoonlach om mijn leed. Maar de aard, die hol klinkt als het rijk van Dood, Bewaart wel veilig in haar moederschoot Het leven, dat zij wedergeven zal. Eens krijgt de laan haar loof en vogels weer, Als lente smelt dien hemel van kristal, Maar ik, geloof in liefde, nimmermeer. Vorige Volgende