Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Novemberwoud (II) Geknotte wilgen ballen bruine knoesten, Als donkre vuisten, naar het wolkengrauw. Uit struikenruig wiekt óp een zwarte kouw. Treurwilgen buigen, of ze zijgen moesten In 't grijze water, elke een moede vrouw, Die, los de lokken, 't leven wil verwoesten. In 't verre park, waar de ernstige eiken roesten, Verschrikt de stilte roepen van een pauw. Op rosse kruinen tikt en ritselt regen. Als doode vogels, wervlend komt gezegen, Vol stervensgeur, een klamme bladervlucht. Geen warmer kleur dan 't giftig rood der zwammen, Tot late zon de droppels vreemd doet vlammen En als een wond doorbloedt de bleeke lucht. Vorige Volgende