Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] Herfstbloemen De boomen donkren langs de leege landen En koning Herfst al 't rijk voelt broos van duur. Zijn late bloemen triomfantlijk branden, Oranje en rood gelijk een vreugdevuur. Kwam tarwegoud en roggezilver rooven De maaiersstoet en liet de velden kaal, Oost-Inje's kers nu hagen tooit en hoven En lijsterbes draagt fruit van bloedkoraal. Verdween de laatste garve rosse haver, Nog vol en gul bloeit rozen-karmozijn En dommlend wiegt de escholsia-papaver De oranjemutsjes, blinkende als satijn. Chrysanthegeel nu speelt voor gouden-regen, Pioenenvurig pralen dahliaas, De zoele herfstbui laaft als lenteregen, Als Meidauw blank is morgennevelwaas. In alle tuinen blaken Afrikanen, Een dapper leger, stoer, vol gloed en moed. Doch slapper, ijler hangt al 't loof der lanen, Of elk blad wist hoe 't morgen sterven moet. [pagina 39] [p. 39] De zonnebloemen, die vol hoogmoed pralen, De harten heffen, ruig, omstraald van goud. Blij schaatrend vlamt scharlaken van zonalen - En Herfst werpt morgen fakkels in het woud. Verwelkt der bloemen purper en oranje, Hij steekt met fakkels vroolijk 't bosch in brand. Wijnrood laait vuureik, zwavelgeel, kastanje En berken strooien goudmunt over 't zand. De popels vlammen, goudenen flambouwen. Geel smeult de linde als ondergaande zon. Als 't brandend braambosch, goddlijk om te aanschouwen, Wordt elk struweel een kleurenweeldebron. Doch phlox en aster, die hun twijgen tooien Met sneeuw van wit en rouw van violet, Staan, weemoedgeurend, klaar al te vermooien Met droeve bloemen Herrefst's bladerbed. Strijdhaftig rijzen roode gladiolen - 'k Aanzie in elk een engel-vlammezwaard. O Engel streng, in stervend loof verholen, Verdrijf nog Herfst niet! blijv zijn bloei gespaard! Vorige Volgende