Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Herfstregen De zoele regen spreidt haar blanke gazen En suizelt zacht haar lavend slapelied - Ik laat haar zingen voor mijn moe verdriet En geef mijn hart gevangen in haar mazen. Verdoezlend zijïg landen en verschiet, Hult ze ál zóo teeder in haar bleeke wazen Dat 'k zacht laat zinken, ver van wereldrazen, Mijn loom verlang in daadloos droomloos Niet. Doorziepel zoet mijn hart met weeken weemoed, Gelijk de lucht met geur van bosch en veld, O bron, die welig uit den hemel welt! En weef in nevel blank van stillen deemoed Mijn ziel, verkalmd na levens ruw geweld, Die, vroom berustend, God geen vraag meer stelt. Vorige Volgende