Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Herfstmooi Dien morgen, dwalende in het bosch, geviel 't Dat ik ontwaarde - kelk uit brons gedreven - Een holle tronk, die over was gebleven Van d' ouden boom, die éens ten hemel hield, Koninklijk trotsch, de hooge kroon geheven - Door lage baatzucht was die boom vernield, Doch bleef de tronk met d' eedlen drang bezield De ontwijde plek wat herfstlijk mooi te geven. Een rosse rank, met bramen rijk bezet, Gelijk een snoer met donkre flonkersteenen, Een gouden varen wou hij woon verleenen. En herfstrag weefde een kanten parelnet, Vol blanken dauw, rondom dien boomtronk henen, Die van den dood zijn droom van schoonheid redt. Vorige Volgende