Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Twee berken Twee berken, geel op rosverdorde hei, Zag elk naar d' andren ik 't lenig loover ronden, Wijl ze ál te ver en diepgeworteld stonden En zonder hoop, te leven zij aan zij. Als vlinderzwermen, die de lucht doorblonden, Nam mee de wind, die suizlend vloog voorbij - Een liefdebode, in spel of medelij? - De gouden blaadren, die ze elkander zonden. Herfstblond-gelokt en avondgoud-bezond, Zoo zie ik weer, op gulden hemelgrond, Die berken, vroom als heiligen in kerken. O vond uw liefde een sterke en teedre hand, Die lichtte u op en naast elkander plantt'! - Van krank verlangen sterven nu die berken. Vorige Volgende