Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Droomt weer de herfst Droomt weer de herfst, zoo dool ik, ver van hier, Naar de oude veste omgordlend de oude stad - Een vrouwtje zamelt goudloof lijk een schat. Een bleeke priester prevelt zijn brevier, Terwijl de wind slaat óm 't vergelend blad. Op die figuurtjes dofzwart, door een kier Der olmenbogen zilvert zonnevier. En zijïg zijgen blaadren over 't pad. De beiaard zingt een droomig vrome wijs En zwijgt dan weer - Een vlasblond jongsken baadt Zijn ledenblank in slapend waterbruin. En tusschen lila phlox en muren grijs Heft ruig haar donker goudomstraald gelaat Een zonnebloem, in landelijken tuin. Vorige Volgende