Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Octoberdag Gelijk een bolgedromde kudde schapen, Langs gouden woudzoom, golven blonde struiken. Als bonte popjes, boerevrouwtjes duiken, In 't voorschoot broozen bladerschat te rapen. De popels rijzen recht met schralen sluiken Te slanken groei, als hooggeschoten knapen. Gestrekt en lui, de bruine velden slapen. In 't boscharoom October is te ruiken. In ros gewaad, als rimpelruige wijzen, Staan de eiken streng met grijze mossen baarden. De sparren zwart, die 't kleed van rouw bewaarden, In goud van zon, ten blauwen hemel wijzen, Waar wolken wit 'lijk zeilen windgezwollen, In 't ruim azuur naar lichte landen reizen. Vorige Volgende