Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Herfstwolken De wolken zijn als pralende paleizen Van sneeuwig marmer - Blanke mantels wuiven, Waar appelschimmels wappermanend stuiven Op 't blauwe veld - En meeuwen, moe van reizen, Ontmoeten zwermen parelgrijze duiven - En winterboomen, wit van ijzel, rijzen In vreemd een landschap, dat van koû doet ijzen, Op krijtrotsklip, waar golven schuimend kruiven. Op blauwig ijsblok tronen witte beren - Daar, staande in 't zadel, vellend grauwe dwergen, Walküren zie ik: lange lokken waaien, In zilverpantsers, ranke ridders zwaaien Hun zwaarden flitsende en hun flonkersperen - En héel 't verschiet omkartlen blanke bergen. Vorige Volgende