Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Herfstkamer Nu praal de kamer als een najaarswoud Met bloemen, die als doode blaadren zijn, Rood, geel en bruin. Geen juichend karmozijn, Geen bruin van knop, geen vroolijk crocusgoud, Maar somberrood als donkre Zuiderwijn, Rosbruin als 't blad, dat héél den winter, houdt, Armoedig kleed, het schamel eikehout, Dofgeel als 't welkend popelengordijn. Schuif áan den bronsfluweelen stoel en sluit Met blinde en voorhang 't huivrend landschap uit En wakker aan het haardvuur, rood en geel. Strooi bruine bloemen over 't groen tapijt. Ontlok de kaarsen vlam uit blanken steel En drink den geur van droeven herrefsttijd. Vorige Volgende