Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Bleeke herfstmorgen Door de open hartjes van de donkre blinde, In kamerduister, wezenloos en veeg, Weer ziet de Dag mij aan met oogen, leeg En blinkend bleek als de oogen van een blinde. Hij jaagt mij van de peluw, waar ik zeeg In zalig niet-zijn, dat ik wedervinde Mijn leven en 't mij op de schouders binde En voel hoe zwaar 't mijn hart en leden weeg. Dan, loom weer zwervend door verlaten lanen, Waar wiegelwuiven zware bladervanen, Die herfst al vlekt met wijnrood, goud en brons, Bedwelming vraag ik bittre boscharomen En hoor aldoor in 't suizlen van de boomen: - ‘Ben jij daar weer en hoopt nog heil van ons?’ Vorige Volgende