Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Nazomer (II) In huis het kermen van den pompezwengel En 't somber klokgetik. - En buiten, zoemen Van bijen traag in zware najaarsbloemen, Met rood en geel bekronend hoogen stengel. Verholen krekels hoor ik zongloed roemen. Langs 't blanke zandpad loopt een blonde bengel Naar 't beekje in 't bosch, om met zijn ranken hengel Wat zilvren vischjes blij ten dood te doemen. Een boer, steenrood van 't felle zonnebranden, Met zweepgeklak verjaagt van 't paard de dazen, Een meisje zingt, vol heidepaars de handen. Het donker bosch omweemlen warmtewazen. Een windvleug zoel komt door de boomen blazen En wentelt om het mangelloof der landen. Vorige Volgende