Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Nazomer (I) Op 't gele veld, in schoven, droomt de haver. Graanblonde kleuters doen het zandmul stuiven En boven 't hegje zie ik vroolijk wuiven Een roode haarstrik, laaiende als papaver. Blauwgrijze wolken 't woudzwart overhuiven En donkre donder gromt met zwaar gedaver. Dan zilvert regen, milde veldenlaver, Doet wilde wind de blaadren suizlend kruiven. De kleuters vluchten, hupplend langs de wegen - 'k Breid de armen uit en laat mij héel doordringen Van donder-orgel en geruisch van regen En stormgezoef als wind van engelzwingen. 'k Ontvang den regen als een hemelzegen, Ik waag het niet, zijn ruischlied mee te zingen. Vorige Volgende