Natuurpoëzie(1930)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Boersche tuin De hooge hooischelf vroolijkt, zonnig blond, Bij d' ernst der breede houtmijt, somber bruin, Vóor 't grauwe schuurtje, in d' ouden boerschen tuin, Waar zonnebloemen reiken, stoer en rond, Naar 't koepeldak van de kastanjekruin Haar gouden wielen, waar, al scharrlend rond, Sneeuwwitte kippen woelen om den grond, Parmantig druk, het ijvrig kopje schuin. In 't zwartgroen boomloof speelt de zomerwind En streelt de gele sprieten van het hooi, Gelijk een moeder glad voor Zondagstooi 't Weerbarstig haar kamt van haar blonde kind - En uit het donker wreed gespleten hout Maakt los aroom, gelijk een droom van 't woud. Vorige Volgende