Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] XXXIX Naar Zusje's Graf Een Zondagmorgen - Tusschen jou en Brôer, Wandelde ik traag naar 't landlijk kerkhof. Broos Hing herfstgebladert, 't wêer was windeloos. Een verre duif zong treurig zoet gekoer. Naar 't graf der zuster, die 'k herdenk altoos, Togen wij liefdevol. En met ons voer, Vol boomenbrons en wolkenparelmoer, Het vestewater - 'k Plukte een blanke roos Van 't graf in 't lommer van het grauwe kruis. Ontroerd en zwijgend toog ik mee naar huis. Mijn wil was stil, mijn hart was droef maar vroom. 'k Weet niet waarom, nu 't herfst en Zondag is, Ik weemoed voel wijl ik mijn lieven mis, Gewijd door 't sterven en den hemeldroom. Vorige Volgende