Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] XXXVII Het Sfinxbeeld En vóor 't granieten Sfinxbeeld droomend stond Ik, bevende, in het bleek museumlicht. Zijn blinden blik voelde ik op mij gericht, Op mij, den glimlach van zijn raadselmond. En plots herkende ik in zijn aangezicht 't Gelaat van hem, die nooit mijn ziel verstond, Demoneschoon, omaureoold van blond, Gelijk een engel Gods van morgenlicht. O vreemde wreede godeschoone knaap, Die lachend speelde met mijn meisjeshart En schroeide héel mijn lenteleven zwart! Herleefde in u de Sfinx? Toont dáarom slaap Mij nog uw oogen afgronddiep en têer Als bloemen en uw glimlach van weleer? Vorige Volgende