Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] XXX Wachten Héel dien morgen stond ik blij te droomen, Bij den gelen roozlaar, op 't balkon. Koele woudguer woei van verre boomen, 't Gouden zandveld stuivelde in de zon. 'k Dronk mij zalig aan de zoele aromen. 't Blauw omvloeide me als een weeldebron. Heden, stralend, zou de liefste komen! 't Ware leven sprookjesmooi begon. Turend meisje met je azuren oogen, 't Blonde haar doorwoeld van zomerwind, 'k Zoek je alom - Waar ben je heengetogen? 'k Dool, vervreemd, door 't stratenlabyrinth. Wáar bleef 't huis - heeft de aarde 't ingezogen? - 't Huis van jeugd, waar 'k was dat droomenkind? Vorige Volgende