Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] XXIX Juli-avond De maan is al boven De zomerlaan - O kon ik gelooven En droomen gaan! Nu heugt mij een avend Van lang voorheen. De lucht was er lavend, De mane scheen, Al over de daken, Als een koperen zon. Ik bleef er maar waken, Op mijn hoog balkon. O mij uitgelezen! Door mij bekoord! Hoe blij moest ik wezen Om zijn liefdewoord! Hoe trilde in mijn handen, Ontblaadrende roos, In mijn handen, die brandden, Zijn têer: - ‘Voor altoos!’ Zal ik van hem droomen, In mijn doodeslaap? Zal hij tot mij komen, Mijn godeknaap? Vorige Volgende