Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] XXVIII Heimwee Mijn heimwee fladdert naar mijn ver verleden, Toen 'k was een bleek en zwijgend droomekind, Dat rijmenkralen rijgt en sprookjes mint, Ten hemel heft haar ziel vol reine beden En engelvleugels voelt in zomerwind - Was dát verleden mijn verloren Eden? Is dit mijn smart, het nooit meer te betreden, Wijl 'k aan de poort een werende' engel vind? Mijn heimwee fladdert van die kindervroomheid, Half sluimrend wachten, kalm en onbewust, Naar de eerste weelde van mijn jongen droomtijd. O schoone knaap, die nooit mij heeft gekust, Waar 't rozeneiland in mijn levensstroom leit! O schoone knaap, die onder rozen rust! Vorige Volgende