Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] XX Voorbijganger 'k Sla de oogen neer, dat geen mijn droom kan storen - Daar neemt mijn hand een man, die langs mij gaat. 'k Sla de oogen óp en zie een bleek gelaat Met trotschen mond en oogen, die bekoren, Zoo droef en diep - Doch als, bij dageraad, Een mooie droom voor áltoos gaat verloren En laat den droomer armer dan tevoren, Verdwijnt die vreemde in 't wild gewoel der straat. Waarom komt nu uit neevlen van verleden Dat lang vergeten bleeke beeld getreden En voel ik weer de warmte van die hand En zie ik weer den weemoed van die oogen? Verwante ziel, die vroeg mijn mededoogen, Zie 'k éens u weder in het Eeuwig Land? Vorige Volgende