Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] XIII Aan Tafel Heel stil gezeten aan den blanken disch, Bebloosd van fruit, omkransd van kopjes blond En bronzig, mijmrend tuur 'k de tafel rond, Bepeinzend ieders lot, waarnaar ik gis. En geen verwondert zwijgen van mijn mond, Bij zóoveel stemgezwatel geen gemis. 'k Verzink wel diep in droom en heugenis, Doch zie hoe de avond bloemen têer bezont. Begonias vlammen, rood als droppels lak, De albasten calla heft haar kelkpracht kuisch. 'k Bezie mijn bord, waar, blauw op blauwen tak, Een vogel poost - Vloog 'k wég met hem van huis! 'k Voorvoel nog niet hoe 'k naar 't beschermend dak Verlangen zal en 't vroolijk stemgeruisch. Vorige Volgende