Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] VIII Zondag De vlaskop bloot, de klompjes in de hand, De duif in 't zakje, rent de ranke jongen De veste langs, van vogelen doorzongen, De bloote voeten grijs van wolkend zand. Op 't helgroen grasveld kaatst, met wilde sprongen, Een blonde knaap de houten bol, die strandt Op 't zandpad wel of treft de huizenkant Hemdmouwen glanzen, krijtwit, zondoordrongen. De meisjes wandlen, fier om Zondagstooi. De wind licht op het lenteloof der linden En plekt met zon en schaduw 't prille gras. O mocht ik eens - 't verleden lijkt zoo mooi! - Den vrede van dien Zondag wedervinden, In 't gele huis, waar 'k 't zingend meisje was! Vorige Volgende