Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] VII Kastanjelaan Kastanjeboomen dragen, als markiesjes, Te zware pruiken voor hun stammen rank. Geelblonde kindren spelen, op een bank. De zon bezoomt de laan met gouden biesjes. Vêerlichte wolkjes drijven, bloesemblank, In lenteblauw, gewiegd door loome briesjes. Vergeet nu, hart, verdrietjes en verliesjes! De vogels juichen, hart, zing mee en dank! O 't was wel zoet, zoo warm te voelen kloppen Mijn hoopvol hart tot in mijn vingertoppen, Vol teedre liefde, al wist ik niet voor wien, Voor éen, die éens bezaligend zou komen, Voor éen, van wien ik zingend liep te droomen, Eén, wien ik nooit dan in mijn droom zou zien. Vorige Volgende