Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] V Lentemorgen Het open raam omlijst een blauw vierkant. Ik drink azuur met blij ontloken mond. Een zonnestraal lekt me als een lieve hond, Wind streelt mij zeegnende als een engelhand. In vlamrood mouwvest, keert den grijzen grond Met blanke spâ, een boer op 't akkerland. Voór 't blauw kanaal verrijst, een gouden wand, De popelrij, van jonge blaadjes blond. Een zwaluw zwiert, een merel fluit en zoet, Zoo roerend teeder dat ik weenen moet, Roekoet een woudduif in de knoppenlaan. En 'k voel hoe 't ijs, dat in mijn hart woog, smelt, Mij wild doorstroomt en breekt zich met geweld Als tranenregen door mijn oogen baan. Vorige Volgende