Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] IV Aan het Venster De melodie der blanke beiaardtonen, Met weemoed zoet doorsprenkelend de lucht, Wekte in mijn ziel de ontroerend bange zucht Naar ver een land, waar 't zalig waar, te wonen. Met holleblokjes kletterblij gerucht Holde een blond kind voorbij. In de olmekronen, Als leliebloei uit hemelregionen, Met koel geklapwiek sneeuwde een duivenvlucht. Ik zat bij 't raam te luistren naar 't gekletter, Het wiekgezoef en 't kinderengekwetter - Wanneer zou 't Leven kloppen aan mijn cel? Waarom nu kwelt wij heimwee - sterk verlangen Naar de oude stad, die hield mijn ziel gevangen In zilvermazen van haar klokkenspel? Vorige Volgende