Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] III Mijn Kamertje Het kamertje van mijn verleden, Dat glijdt er mijn oogen voorbij - O laat mij het éens nog betreden, Het doorkruisen met zeven schreden! Hoe jong was ik daar en hoe blij! O kamertje van mijn verleden! Ontvang mij, uit medelij! O wil mij weer veilig omvreden! Laat droomend mij strekken de leden Op mijn sponde vol mijmerij. 'k Sluit, o kamertje van mijn verleden! Het gordijn vóor de huizenrij. Laat mij 't grijs van uw wanden bekleeden Met tafreelen uit Jonkheids Eden, Dat getroost ik en hoopvol zij. 'k Heb in 't kamertje van mijn verleden Gezongen, nu droef dan blij. Ik heb er zoo brandend gebeden, 'k Heb, als Jacob, met d'Engel gestreden - En hier voel ik nog hem nabij. O kamertje van mijn verleden! Hoe drijf je als een droombeeld voorbij! - O blijf, tot ik ál heb beleden! O blijf tot mijn leed is vergleden En de dood zich ontferme over mij. Vorige Volgende