Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] II Op het Balkon Vleermuizen fladdren laag, in breeden kring, Als bange droomen van de schemering. Ik sta te peinzen, op het hoog balkon En drink den weemoed van den dood der zon. Fluweelig streelend laat, gelijk in droom, Een gele roos vol perzikenaroom, Terwijl ik tuur naar 't grijze wolkenland, Haar koele blaadjes vallen in mijn hand En mengt haar geur met d'adem van het woud - Reeds, in de kamer, straalt het lampegoud, Maar ik blijf talmen, of de sterrennacht Mijn brandend hart vol onrust vrede bracht. Vorige Volgende