Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] LXIX Dichterwoord Aimer, prier, chanter, voilà toute ma vie. A. de Lamartine. - ‘Is liefde, bede en zang het dichterleven, Dan 't mooist van àl wel dunkt mij dichter zijn!’ Van zoet mysterie dronken als van wijn, Door de eigen ziel als door een god gedreven, Voelde ik mijn roeping, die, in vreugde en pijn - Wel meest in pijn - 'k áltoos ben trouw gebleven. Een kindje was ik, ouder niet dan zeven, Acht jaar, verliefd op wind en zonneschijn. Weer las mij voor 't bewonderd blonde zusje 't Melodisch lied met gouden stemgeluid. 'k Stormde ín den tuin, gaf elke bloem een kusje En streelde elk blaadje en zong mijn jubel uit, Oogde een kapel na, floot met meerle en muschje, Voelde in mijn ziel de snaren van een luit. Vorige Volgende