Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] LV Vaders Vioolspel Hij speelde viool, in de schemering - En de weemoed doorbeefde mijn kinderziel. En ik voelde mij veilig als hij mij omving En 'k begrijp niet waarom hij zoo vroeg mij ontviel. Oik danste aan zijn arm als hij bracht mij naar school! Zelfs in regen en storm leek de weg mij niet lang - Waarom moet ik nu droomen van die viool En verlangen zoo droef naar zijn kus op mijn wang? Ik was nog zóo jong, een zóo argeloos kind! 'k Had zóozeer nog van noode zijn liefde en zijn steun. 'k Riep, toen 'k hém niet meer had: - ‘Is er géen, die mij mint?‘ En ik tastte, in het donker, naar d'arm, waar 'k op leun. Wel waren wij stil, voor elkaar wat schuw. Maar hij had mij gered, eer mijn vrede verging, Uit de greep van het leven, zóo hard, zóo ruw Met zijn zoete viool, in de schemering. Vorige Volgende