Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] LIV In Vaders Kamertje Hoe vlijde ik blij, klein meisje op Vaders schoot, 't Kopje in zijn arm, kwam geen dat uur verstoren! Een krekel zong, héel ver, haast niet te hooren En schemer daalde als bange levensnood. Maar zielverwant en heimlijk uitverkoren, Verwon ik d' angst, die woog in mij als lood. En Vader zei een lied van liefde en dood, Waarin Lenore weende om 't lief verloren Ofwel een vreemd en huivermooi verhaal: Vermomde mannen, die naar schatten delven, Bij fakkellicht, in donkere gewelven - In bleeken schemer blonk de spiegel vaal. Ik dorst er niet en móest er toch in staren. 't Was of mijn oogen van een vreemde waren. Vorige Volgende