Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] XLVI Zusje's Lied 't Bewonderd blonde Zusje rijmde een lied. Ik liep het luid door héel het huis te zingen. 't Bedwelmde mij als de adem van seringen - Tot blonde Zusje zei: - ‘Dat mag je niet: 't Versje is van mij, rijm zelf!’ En huiveringen Doortrilden mij, 'k verschool me in mijn gebied, Mijn vensterhoekje en rijmde een vers. Zoo liet Zeer vroeg, het lot tot de eigen ziel mij dringen. Voor 't eerste lied geen oogst van lof, maar blaam! - ‘Een liefdevers! wat weet zoo'n kind van liefde?’ Neen, 'k wist nog niet hoe liefde lokte en griefde, Maar 'k gaf mijn droomvriendje al gestalte en naam. O kleine ridder van mijn prille droomen! Waarom toen niet naar 't eenzaam kind gekomen? Vorige Volgende