Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] XLIV In Sluimer Klein Blondje, in sluimer, voelt vóor 't mondje zweven De weeke streeling van een meisjeshand. Een stem leest voor, de lampvlam veilig brandt En Zusje lacht, maar Blondje is blij gebleven, Kalm, de oogen toe, in 't mooie droomenland, Waar Elfen dansen, Feeën waden weven. Zij weet niet wie haar lippen kusjes geven: Zij ademt liefde als geur een lelieplant. O lieve kamer, wazig in 't verleden! Mocht Blondje, al grijs nu, zoetjes u betreden, Van bede in slaap verzinken, als weleer, Op 't hart weer vroom de handen samenvouwen, Geloken de oogleên, kussen, vol vertrouwen, Een hand geheiligd door gebedensfeer! Vorige Volgende