Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] XLIII Verjaardag 'k Was heimlijk blij als, brons en gouden, viel Het dorre loof van olme- en popelreken En spreidde een bruine en gele ritseldeken En bleeker licht straalde áf van 't zonnewiel. De trage dagen staaplen zich tot weken - 'k Voel nog hoe vroom ik in mijn bedje kniel En Vader-God smeek vurig voor mijn ziel Om groot geluk, dat niet is uit te spreken. Dan o die laatste nacht vóor 't zalig feest! Ik waak en hoop - welk wonder zal gebeuren? Dien zelfden avond, lag ik stil te treuren, 'k Weet niet waarom - 't Was toch wel mooi geweest. Maar onbevredigd bleef mijn diep verlangen. Droef sliep ik in, met tranen op de wangen, Vorige Volgende