Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] XLII Teleurstelling En dapper stap ik langs de blanke wegen, Die spieglen weer den hemel zonder kleur, Langs boomen druipend, sluik van zwaar getreur, Met blonde Zusje, in zilvren zondvloedregen. Beloofde boschdag, zoel van zomergeur, Vaarwel! En Zusje wijsgeert: - ‘Ja, 't valt tegen! Verwachte vreugd wordt zelden maar verkregen. Dan, kalm verdragen! 't Leven stelt teleur!’ Onnoozel hart vol reinen kindervrede! 'k Begreep haar niet, ik zag haar vragende aan. Maar later, weldra leerde 't hoonend wreede Verraad van 't Leven mij dat woord verstaan. Waarom, o Leven! moest gij zooveel malen Mijn hardleersch hart die strenge les herhalen? Vorige Volgende