Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] XLI Muziek Betooverd stond ik, in het park, te luistren, Bij de muziektent, die me een tempel was. Zoel geurde aroom van bloemen, loof en gras. En 't bladerflappen leek geheimvol fluistren. Mijn weemoed zwaar, die 't leven nooit genas, Mijzelf bevreemdend, zwol in 't avondduistren, Doch iets in mij sprong los, dat lag in kluistren, Of 'k mooie verzen of een sprookje las. Dan doolde ik eenzaam door verlaten lanen. In de oogen voelde ik onbegrepen tranen - Tot, als in droom, 'k liep zwijgend mee naar huis. En 'k dorst geen éen, zelfs Vader niet, te vragen Waarom mijn ziel de weelde niet kon dragen Van melodie in scheemr en bladgeruisch, Vorige Volgende