Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] XXXIX Vriendje Na wilde spelen liet zich willig tillen Door d'oudsten buurknaap, teedre speelgenoot, Het bloode blondje, veilig blij, op schoot, 't Kopje aan zijn hart en wist geen ander willen Dan droomend zwijgen, waar zij kalm genoot. Zij zag den tuin in schemerblauw verstillen. Goud blonk een ster, de wind deed blaadjes trillen - Zij was zoo klein, hij, Zusjes vriend, zoo groot. Zijn lieve lippen aaiden zacht haar wangen Als vleugelvêertjes, wekkend zoet verlangen Naar hemelsfeer, waar engel engel mint. Ze onthield geen woord van babbelpraat der zusjes, Maar, héel haar leven, heugden haar die kusjes, Aalmoes van knaap aan liefdehongrend kind. Vorige Volgende