Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] XXXII Rebellende Engelen Rebellende Englen zag ik, wie verveelden Het palmenwuiven, 't hallelujah zingen, In overmoed, den troon van God bespringen, Om strijd na de óverzoete hemelweelde. Maar Serafijnen met robijnen klingen Versloegen de Englen, lachend, of zij speelden - 'k Lag overweldigd door die grootsche beelden, 'k Lag overlommerd en omzoefd van zwingen. En de Englen zonken door de wolkenlagen, Op 't wijdgespreide wiekenscherm gedragen En héel de lucht werd donker van hun vleuglen. Toen wist ik weer: 'k moest kind zijn en tevreden Met d'engen tuin, die was mijn kinder-Eden, En 't oproer van mijn hoogmoed vroom beteuglen. Vorige Volgende