Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] XXXI Dal van Josaphat In golvend blauw en goud van vlas en koren Lag diep bedolven 't Dal van Josaphat. Ik peinsde: - ‘Hoe, ten Jongsten Dag, bevat Die dalkom alle zielen, eens geboren?’ En 'k stond verwonderd en ik zweeg en bad Dat ik door God mocht wezen uitverkoren. Ik vreesde zeer dat ging mijn ziel verloren. En 'k voelde alrêe: mijn ziel was héel mijn schat. Nu, 't hart vol twijfel, wilde ik wederkeeren In 't groen valleitje en weer gelooven leeren: God zal geen Richter maar een Vader zijn. God, die mij sloeg, wil mij genadig wezen, Laat weer me uw kind zijn, wil mijn hart genezen Van bittre vreeze en wrange twijfelpijn. Vorige Volgende