Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] XXX Hemeldroomen In 't veiligst hoekje van de schemerkamer, Fluweelig groen als een geheime grot, Droomde ik van Hemel, Engelen en God, In heilig zwijgen. En ik wachtte - O kwame er Tot mij éen Engel! En ik zag - Voor spot Behoedde ik wat ik zag, dat geen beschamer Luid lachte: - ‘Leuge' of droom?’ 'k Voelde als een hamer Mijn hart slaan. 'k Overtrad toch geen verbod? Ik voelde een wiekslag, 'k zag een Engel naadren. Instêe van bloed doorvloeide licht zijn aadren, Zijn aanschijn blonk gelijk een blanke vlam, Zijn haar omspangde een diadeem van sterren. Hij daalde en lachte zacht mij toe van verre - O Engel! 'k wou dat je mij halen kwam. Vorige Volgende