Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] XXVIII Liefde Gods Hoe deed van Alphen 't hart van vreugd mij kloppen Om 't vers: - ‘Ik ben een kind van God bemind’! Hoe voelde ik liefde in zoelen zomerwind, Azuur en wolken, zon en regendroppen! Maar in de kerk, waar 'k stijf zat als een print, Toen konde klank van liefde Gods, verkroppen Moest ik de ontroering, 'k beet mijn vingertoppen, Om niet te schreien als een héel klein kind. - ‘Geen woord begreep zij!’ hoorde ik Moeder praten, ‘Zij beet maar dom haar handschoentoppen stuk: Ze is nog te klein!’ Maar ik, alleen gelaten, Zag in de wolken zilvren hemelstraten En de Englen, blank met stralende gelaten, En hief de handen, weenend van geluk. Vorige Volgende