Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] XXVI Stervende Vogel Ik vond een vogel, stervende in den tuin. Geen koestren hielp, hij drinken wou noch eten. Gelijk een bloem, wier stengel werd gereten, Aan 't slappe halsje hing het kopje schuin. Eén siddering - en dan, in niets meer weten, Verstrakte 't lijfje, als de aarde grijzigbruin. Wij hebben 't stil begraven in den tuin - Dien kleinen vogel kan ik nooit vergeten. Zoo zag 'k voor 't eerst het wonder van den dood - Nu moet die vogel zang en vliegspel derven, Weerloos vergaan tot aarde in aardeschoot. Toen wist ik: - ‘Nu nog zijn mijn wangen rood, Nog zing en dans ik, maar ook ik moet sterven!’ 'k Voel nog de koû, die héel mijn zijn doorvloot. Vorige Volgende