Morgenrood(1929)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XXIV Op Zolder Ik sloop naar zolder, moe van kinderspel. Daar, vochtbevlekt, vond 'k oude staalgravuren, Waar 'k stond bewondrend voor, in aêmloos turen. ‘Madonna’ las ik en ‘naar Rafaël’. Mijn ziel verzonk in de eedle weeldewel - Hoe lang wel mocht die contemplatie duren? Ik bleef den honing van die schoonheid puren, Als de in een bloem beslotene kapel. 'k Ruik nog den vochtgeur van die lieve platen, Zoo wreed verbannen, eenzaam en verlaten, Gestraft - waarvoor? - bij rommel, in een hoek. 't Verweerde glas, ik weet nog hoe ik 't streelde En hoe ik stil, na de onbegrepen weelde, De trap afdaalde en lezen ging mijn boek. Vorige Volgende